Tweede Kamer buigt zich over uitvoering Europese wetgeving waterkwaliteit, decentrale overheden geven hun mening
“Ga aan de slag!” Dat was de boodschap van de meeste Tweede Kamerleden tijdens het Commissiedebat over de Europese Kaderrichtlijn Water aan Mark Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat. Wat is de stand van zaken en hoe staan decentrale overheden in het gesprek?
Commissiedebat
Op 7 juni 2023 gingen meerdere Tweede Kamerleden tijdens het Commissiedebat Water met Mark Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat, in gesprek over de Kaderrichtlijn Water (KRW). De algehele toon van het debat was dat de Kamerleden de minister vragen haast te maken met de uitvoering van de Europese waterkwaliteitswet en dat de tot nu toe gepresenteerde plannen om dit te doen, ontoereikend lijken om de KRW-normen in 2027 te halen.
Het grootste kritiekpunt vanuit de aanwezige Tweede Kamerleden, is de wirwar aan stukken en brieven, zonder dat concrete beleidsmaatregelen volgen, waardoor het halen van de gestelde doelen en normen niet dichterbij is gekomen. Zo kondigde minister Harbers al eerder in het voorjaar een extra KRW-Impulsprogramma aan, omdat 30 % van de afgesproken geprogrammeerde maatregelen het risico lopen niet voor 2027 te zijn uitgevoerd. Het Impulsprogramma is nog steeds in ontwikkeling en de Kamerleden deden hun beklag over het feit dat er nog maar weinig concreet is. Toch benadrukt de minister meermaals dat hij zich echt tot doel heeft gezet de doelen te halen en dat hij de input van de Kamerleden meeneemt met de verdere concretisering van de plannen. Hij bevestigt daarbij meermaals dat hij geen uitvluchten wil bedenken en niet over wil gaan op zogenaamde “geitenpaadjes”, maar dat hij zal kijken of we gebruik kunnen maken van uitzonderingen “waar nodig”.
Zorgen
Minister Harbers leek zich in de Kamerbrief op 11 april 2023 nog geen zorgen te maken over het halen van de KRW-normen: “Als alle afgesproken maatregelen tijdig worden uitgevoerd, als de transitie in het landelijk gebied en de overige aanvullende maatregelen tijdig gerealiseerd worden, en als we in staat zijn afwijkingen te motiveren binnen de ruimte die de KRW biedt, kan Nederland naar verwachting in 2027 aan de KRW voldoen.”
Toch bestaan er grote zorgen dat Nederland de doelen en normen uit de waterkwaliteitswet niet gaat halen in 2027. Zo publiceerde de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) op 11 mei 2023 een advies dat stelt dat het “vrijwel zeker niet meer haalbaar” is voor Nederland om te voldoen aan de normen. In een rondetafelgesprek op 1 juni 2023 tussen Tweede Kamerleden en bestuurders van het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW), benadrukten decentrale overheden ook al dat er meer verplichte maatregelen van het rijk moeten komen om de doelen te halen. Daarbij lijkt het niet reëel dat Nederland beroep kan doen op uitzonderingen: zo kan doelverlaging maar om een hele specifieke reden per waterlichaam worden gegeven. Daarnaast heerst er een streng achteruitgangsverbod, dat stelt dat de situatie niet mag verslechteren.
De regering komt eind juni 2023 met een reactie op het Rli-advies, maar minister Harbers gaf tijdens het Commissiedebat al aan de aanbevelingen te omarmen en het advies te zien als een bevestiging dat er meer moet gebeuren om de doelen te halen.
Reactie provincies en waterschappen
In aanloop naar het rondetafelgesprek met de Tweede Kamer, hebben het IPO en de UvW position papers gepubliceerd als input voor het debat. Voor de provincies is het van groot belang dat de afgesproken KRW-doelen ook echt worden gehaald, omdat zij een wettelijke taak hebben om ecologische doelen te stellen en na te komen. Kortom, worden de doelen niet gehaald, doordat geprogrammeerde maatregelen niet worden uitgevoerd door waterschappen, zijn de provincies aanspreekbaar. In de waterbeheerprogramma’s van provincies is een bepaling opgenomen, die hen vrijwaart wanneer het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) onvoldoende maatregelen treft inzake mest.
De provincies kunnen niet alleen de doelen halen. Zo geeft het IPO in zijn position paper aan dat onder de huidige wetgeving, de instrumenten die decentrale overheden hebben, zeer beperkt zijn. Zo voorzien de provincies problemen bij de uitwerking van de derogatie, wanneer het huidige grasland wordt omgezet naar akkerbouw of bollenteelt. Hierdoor wordt het dierlijke mest vervangen door kunstmest en worden er ook meer gewasbeschermingsmiddelen gebruikt, die evengoed een vervuilende werking hebben op de waterkwaliteit.
Echter, mest en gewasbeschermingsmiddelen vallen momenteel onder de verantwoordelijkheid van het Rijk. Die bepaalt of verplichte maatregelen worden ingezet. Op dit moment ontbreekt het aan scherpe maatregelen vanuit het Rijk voor mest en gewasbeschermingsmiddelen, waardoor de provincies niet denken dat de KRW-doelstellingen haalbaar zijn. Daarom pleiten zij voor verplichte rijksmaatregelen, die in samenspraak met het Rijk en de provincies tot stand komen.
De UvW benadrukt eveneens dat mest en gewasbeschermingsmiddelen de grootste probleemstoffen voor het water zijn. Zij roepen het Rijk op tot het nemen van “zoveel mogelijk maatregelen” om deze stoffen terug te dringen. Daarbij signaleert het UvW een grote toename van stoffen zoals plastics en medicijnresten in het water. De waterschappen willen dat de verantwoordelijkheid hiervoor bij de producent komt te liggen, volgens het beginsel “de vervuiler betaalt”. Hiermee wordt de vervuiler verantwoordelijk voor het voorkomen, inperken en herstellen van milieuschade.
Vanuit de decentrale overheden klinkt er dus een duidelijke oproep richting de regering voor een aanscherping en een versnelde invoering van beleidsinstrumenten en -maatregelen, zodat probleemstoffen in het water zo snel mogelijk kunnen worden teruggedrongen.
Context: Kaderrichtlijn Water
De KRW is in 2000 aangenomen door de Europese Unie om de kwaliteit van watersystemen, zoals grondwater en oppervlaktewater, te verbeteren. De KRW kent concrete doelstellingen voor waterlichaam en voor specifiek beschermde gebieden – zoals de Natura 2000-gebieden. Deze doelstellingen verschillen per waterlichaam en dus ook binnen Nederland. Uiteindelijk moeten alle wateren die door de KRW zijn aangewezen, in 2027 voldoen aan de gestelde eisen. De eisen lopen uiteen: van de hoeveelheid algen of vissen tot het fosfaat- en stikstofgehalte in het water. De waterschappen en de provincies hebben hierbij een gedeelde verantwoordelijkheid voor het beheer van de waterlichamen, het vaststellen en het naleven van de doelstellingen.
Al vele jaren bestaan onder experts twijfels of het Nederland gaat lukken in 2027 aan de doelstellingen te voldoen. De gevolgen van het niet naleven van de KRW-normen na 2027 kunnen grote consequenties hebben. Zo kan de Europese Commissie boetes uitdelen. Uiteindelijk kan dit gevolgen hebben voor projecten en besluiten, zoals het verlenen van een watervergunning. Voor een uitgebreider overzicht van de juridische verplichtingen en consequenties, gaat u naar de website van Kenniscentrum Europa Decentraal.
Door:
Femke Boersma, Huis van de Nederlandse Provincies
Bron:
Commissiedebat over water – Tweede Kamer de Staten-Generaal
Meer informatie:
Extra maatregelen noodzakelijk voor goede waterkwaliteit – Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
Minister Harbers: met extra impuls voldoen aan eisen schoon en gezond water in Kaderrichtlijn Water – Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Hoe staat het met de voortgang van de Kaderrichtlijn Water in Nederland? – Kenniscentrum Europa Decentraal
Kaderrichtlijn Water Position Paper IPO – Interprovinciaal Overleg
Position paper voor rondetafelgesprek KRW 1 juni 2023 – Unie van Waterschappen